Circus
Circus is een gelaagde kunstvorm met een rijke traditie van verschillende disciplines en technieken. Circus valt niet zomaar te definiëren aangezien er haast evenveel definities zullen zijn als circusartiesten. Circus evolueert ook mee met de tijd. André De Poorter schrijft in het artikel Een Belgische kijk op 250 jaar circus: “De circussector bestaat uit een bont amalgaam aan spelers en actoren: van jeugdspelers over traditionele circusfamilies tot experimentele makers”. Circus is uiteindelijk veel meer dan een loutere verzameling van technieken. Het is in de eerste plaats een manier van leven. Het is een ingesteldheid waarbij veerkracht en openheid van geest kernwaarden zijn. Een circuskunstenaar wil het publiek iets vertellen op zijn of haar eigen manier.
De essentie van het circus ligt in de interactie met het publiek, het delen van emoties met elkaar, wat een intieme ontmoeting inhoudt. Door de intense ervaring is het circus een ideaal medium om mensen met elkaar te verbinden. Doordat het circus doorgaans gebruik maakt van non-verbale communicatie is het vlot toegankelijk voor een divers publiek, waardoor het een sterke verbindende kracht heeft. De nabijheid van het publiek is cruciaal bij de totstandkoming van de magie en de verwondering.
Een korte historie van het circus
De uiteenlopende disciplines en technieken kennen een lange geschiedenis, waarvan de eerste vormen al terug te vinden zijn in de oudheid, gaande van acrobatie, evenwichtskunsten, jongleren, dressuur en clownerie tot goochelkunst etc.
De Brit Philip Astley legt de eerste grondvesten van het circus in 1768. Hij richt in Londen het Astley’s Amphitheatre op om er zijn ruiterkunsten te tonen in een ronde piste. Gaandeweg worden er meer nummers van acrobaten, krachtpatsers en clowns bij het paardenspektakel toegevoegd en tegen het einde van de 19de eeuw is deze vorm van entertainment bij de burgerij enorm populair. In onze streken is het François Erasmus Blondin die ons rond 1815 voor het eerst laat kennismaken met zijn artistieke ruiterkunsten.
In de eerste helft van de 20ste eeuw kent het Belgische circus zijn gloriejaren. Veel Belgische circusartiesten behoren tot de wereldtop. Sommigen trekken naar Amerika en bouwen daar een carrière uit, maar ook wie op eigen bodem blijft, kent succes. Tot in de jaren 1980 startte het circusseizoen op de Gentse Halfvastenfoor, gevolgd door een tournee volgens een parcours afgestemd op de kalender van jaarlijkse kermissen en dorpsfeesten. De populairste circussen uit die tijd zijn onder meer Circus Minnaert, Circus Demuynck, Circus Jhony en Circus De Jonghe.
Vanaf de jaren 1950 breken moeilijke jaren aan: de vrijetijdsbeleving wijzigt onder invloed van de tv en het groeiende verenigingsleven. Ook een strengere sociale wetgeving maakt het voor sommige circusuitbaters moeilijk, waardoor meerdere naoorlogse circussen in Vlaanderen halverwege de 20ste eeuw sluiten.
Cruciaal voor de continuïteit van het circus in onze regio was de komst van de Duitse familie Malter in de jaren 60: Wiener Circus, Circus Rose-Marie Malter en Piste Circus komen hieruit voort. Circus Ronaldo en Magic Circus (Bill Kartoum) duiken in de jaren 70 en 80 op, Circus Pauwels, Circus Picolini en Circus Monelly in de jaren 90. Vanaf 2000 kleuren Circus Barones en Circus Pipo het Vlaamse circuslandschap.
In de jaren 1980 worden de eerste pogingen ondernomen om in Vlaanderen een circusschool op te richten en halverwege de jaren 1990 gaan de eerste regelmatige lessen van start in circusateliers. Het is rond die tijd dat ook de eerste Vlaamse gezelschappen de straattheaterfestivals veroveren. Onder impuls van de eerste circusateliers werd CircusVLO opgericht om de circuskunst als amateurkunst te ondersteunen.
In 2001 worden de eerste stappen naar een circusbeleid gezet met de afsprakennota tussen zeven circussen en de toenmalige minister van Cultuur Bert Anciaux, met financiële steun gekoppeld aan enkele afspraken (inclusief een uitdoofbeleid rond wilde dieren). In 2007 werd het Circusreglement gelanceerd waardoor voor het eerst circuskunstproducties werden gesubsidieerd. CircusVLO ging op in Circuscentrum, dat het volledige circusveld ondersteunt. Het Circusreglement was de voorloper van het Circusdecreet dat het vanaf 2009 mogelijk maakt om subsidies te ontvangen voor een nomadische tournee, festivals en internationale spreiding. Het Circusdecreet voorziet ook in subsidiëring van nieuwe Vlaamse circuskunstproducties, de vorming van circuskunstenaars/-docenten en de promotie van circuskunsten. Na tien jaar Circusdecreet wou de sector verder professionaliseren en op 1 januari 2021 ging het nieuwe Circusdecreet van kracht, waardoor een aantal zaken veranderden. De projectsubsidies voor creatie en spreiding van circuskunstenproducties en voor festivals blijven. Nomadische tournees worden in het nieuwe decreet niet langer ondersteund. Er kwamen wel structurele subsidies voor circusateliers, werkplaatsen en gezelschappen. Circuscentrum kent een aparte subsidielijn en daarnaast zijn er ook nog beurzen.
Het circus in Vlaanderen is dankzij het duurzaam circusbeleid geëvolueerd van een beperkt landschap waarin vooral familiecircussen met de tent rondtrokken op nomadische wijze, tot een uitgebreide kunstdiscipline die door uiteenlopende organisatoren wordt geprogrammeerd. Het circus wint aan professionaliteit en de internationale uitstraling blijft groeien. Vlaanderen is een van de weinig regio’s in Europa en zelfs wereldwijd waarin de circuskunsten met een decreet vanuit de overheid ondersteund worden.
Voor sommigen blijft het circus onlosmakelijk verbonden met paarden, gezien de oorsprong van het medium. Anderen hebben het vooral over de ‘klassieke’ en ‘traditionele’ vorm van circus, waarbij circusgemeenschappen de nomadische traditie verderzetten en met hun tenten rondtrekken. Doorheen de geschiedenis ontstond daarnaast een smeltkroes van verschillende kunsten, gaande van video over straattheater en performance tot teksttheater en hedendaagse dans, die ook onder circus kunnen vallen. Circus is een kunstvorm die ontleent van en interageert met andere kunstvormen en de wereld rondom zich. Kortom, het is een term die vele ladingen dekt.
Het brede palet aan disciplines en technieken maken van circus een onuitputtelijke taal die eindeloze vernieuwingsmogelijkheden en nieuwe uitingsvormen biedt. Circus slaagt erin om zich steeds opnieuw heruit te vinden en zich aan te passen aan de veranderende context.
Circus en erfgoed
Binnen het circus kunnen we diverse vormen van muziek- en podiumerfgoed herkennen. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
- Posters, affiches en spandoeken geven ons vandaag een beeld van de rijke circusgeschiedenis.
- Geschilderde decordoeken waren een belangrijk onderdeel van een circusvoorstelling. Circus Ronaldo beschikt bijvoorbeeld over een collectie van dergelijke doeken.
- Kostuums en attributen vormen een cruciaal onderdeel van een act.
- Visagie en maquillage zijn onlosmakelijk verbonden met acts zoals clownerie.
- Er zijn doorheen de jaren vele foto’s gemaakt van het circus en het leven rond het circus. Deze foto’s vertellen ons veel over de geschiedenis van deze kunstvorm.
- Ambachten, vakmanschap en maken onderdeel uit van het circus, denk bijvoorbeeld aan het opbouwen van tenten.
- De manier van leven, vooral bij rondtrekkende nomadische circusgezelschappen is een erfgoedpraktijk. ‘Living Circus Treasures’ zijn waardevolle circusfiguren die een schat aan informatie over het circusleven met zich meedragen.
- Het brengen van livemuziek tijdens een voorstelling is een immaterieel erfgoedpraktijk binnen het circus. De muzikanten dienen zich steeds aan te passen aan wat er tijdens de voorstelling gebeurt en de muziek hierop af te stemmen. Wanneer een act bijvoorbeeld wat uitloopt, moeten de muzikanten op dat moment extra tijd aan hun voorziene performance toevoegen. Het vermogen om te improviseren en flexibel mee te gaan in het moment kan dus niet ontbreken.
- We zien steeds meer gemoderniseerde tradities die sporen van het circusverleden bevatten. “Elke artiest, ook als op het eerste gezicht de traditionele basis ingrediënten ontbreken (de piste, de apparaten, de tent, etc.), werkt steeds verder in relatie tot die geschiedenis” (Circuscentrum, 2018). Veel dierenacts waren een voortvloeisel van de reizende menagerieën die ooit op de kermissen populair waren, maar uiteindelijk door de circussen werden opgeslorpt. Nu zijn er heel wat alternatieve circussen die geen nummers met dieren vertonen. In deze circussen is er wel nog een piste, als symbolisch bindmiddel met het verleden (De Poorter, 2018). Ondertussen zijn er alternatieven voor het opvoeren van dieren, zoals het werken met nepdieren, machinale dieren (denk bijvoorbeeld aan de olifant van Royal de Luxe in 2006) of hologrammen. Er zijn oneindig veel voorbeelden die aantonen dat circustradities steeds mee-evolueren met de tijd.
Bronnen en literatuur
- Circuscentrum. (z.d.). Circus 1910 – 1970 in twintig affiches.
- Circuscentrum. (z.d.). Circusmagazine, 57 — 72.
- Circuscentrum. (2018). Cirq’onstances II ‑10 jaar circusdecreet in Vlaanderen.
- De Grove, B., & Malfait, N. (2010). De illusie voorbij: Circus Ronaldo, spiegel van het leven.
- De Poorter, A. (2018). Een Belgische kijk op 250 jaar circus. Circusmagazine.
- Januarius, J., Neyrinck, J., & Van Huele, M. (2014). Virtuoos Vlaanderen! Naar een Living-Human-Treasures-programma in Vlaanderen en Brussel. Circuscentrum, Erfgoedcel Brussel, ETWIE, FARO, Het Firmament, Provincie West-Vlaanderen, & Tapis Plein vzw.