Het archief van het Vlaamsche Volkstoneel
Het Vlaamsche Volkstoneel was een rondreizend theatergezelschap dat tussen de twee wereldoorlogen een vernieuwende invloed had op het Vlaamse theaterleven. Het werd in 1920 opgericht door Dr. Jan Oscar De Gruyter (1885-1929) met de uitdrukkelijke bedoeling een rol te spelen in de culturele emancipatie van de Vlaming. Het Vlaamsche Volkstoneel zorgde voor de aansluiting van Vlaanderen bij de Europese theatervernieuwing en beïnvloedde de belangrijkste theatermakers van het interbellum. Het archief, dat wordt bewaard bij KADOC KU-Leuven, is een belangrijke bronnenverzameling voor onderzoek.
Historiek van het Vlaamsche Volkstoneel
Het Vlaamsche Volkstooneel (VVT, 1920 – 1929) ontstaat in 1920 uit 2 andere gezelschappen. Artistiek leider Jan Oscar De Gruyter ziet zijn Vlaamse Volkstoneel als een soort rondreizende ‘volksuniversiteit’ die kunst en volksopvoeding verzoent. Nadat de Gruyter in 1922 directeur wordt van de Antwerpse KNS, groeit het gezelschap onder impuls van Wies Moens geleidelijk aan uit tot een gezelschap van katholieke signatuur. In 1924 leidt dit tot een nieuwe naam: de Samenwerkende Maatschappij Het Vlaamsche Volkstooneel (let op de gewijzigde spelling). Moens wordt algemeen leider en Johan de Meester jr. huisregisseur. De experimenten met modernisme en expressionisme leveren geen onverdeelde successen op, al wijzen Paul De Mont en Herman Teirlinck wel op het belang van de eerste voorstellingen. Na een conflict wordt Moens in 1925 vervangen door Jan Boon, die in tandem met de Meester zowel op organisatorisch, cultuurpolitiek als artistiek vlak de hoogdagen van de VVT orkestreert. Met decorateur René Moulaert in de rangen vestigt het Volkstooneel zich nationaal en internationaal als belangrijk avant-gardistisch theater. Na het vertrek van De Meester in 1929 belandt het VVT in een malaise. In 1932 valt het Volkstooneel uiteen in twee gezelschappen. De Tweede Wereldoorlog zet uiteindelijk een finaal punt achter de activiteiten van de groep, aangezien de meeste acteurs gemobiliseerd worden. In de komende jaren zouden af en toe stukken uit het VVT repertoire heropgevoerd worden, en worden een aantal herdenkingen georganiseerd. In 1952 is er even sprake van een heroprichting.
Betekenis van het Vlaamsche Volkstoneel
Het VVT zorgde voor de aansluiting van Vlaanderen bij de Europese theatervernieuwing. Waar De Gruyter verantwoordelijk was voor het opwaarderen van het repertoire en het ensemblespel invoerde, was De Meester de regisseur die Vlaanderen in contact bracht met de constructivistische vormtaal van de Europese avant-garde. Alhoewel het VVT zich in de marge van het theatersysteem bevond, zou het de belangrijkste theatermakers van het interbellum, zoals bv. Joris Diels, blijvend beïnvloeden. De modernistische decors van René Moulaert geven Vlaanderen een plaats in het boeiende avontuur van het Russische constructivisme.
Archief van het Vlaamsche Volkstoneel
Het archief van het VVT, dat wordt bewaard bij KADOC, bevat onder meer notities, regieboeken, decorschetsen, nota’s, programma’s en briefwisseling uit de periode tussen 1919 en 1970. Van het ‘eerste VVT’ zijn slechts een beperkt aantal archivalia aanwezig. Over de crisis en de splitsing van het ‘tweede VVT’ in 1930, diens activiteiten en pogingen tot hereniging zijn er inhoudelijk rijkere dossiers. Zij omkaderen samen met archivalia over de nawerking van het tweede VVT (latere bewerkingen, opvoeringen en tekstuitgaven) het kerngedeelte. De stukken uit dit centrale deel hebben enerzijds betrekking op zakelijke en organisatorische aangelegenheden en anderzijds op het repertoire en de theateresthetiek. Ondanks enkele leemten (onder andere in de overigens rijke briefwisseling, in de documenten over het eerste speeljaar en over opvoeringen in kleinere lokaliteiten) is het een belangrijke bronnenverzameling die de basis vormt voor elke studie over het zogenaamde tweede VVT en het katholieke theaterrenouveau in de betrokken periode. Het archief bevat tevens een foto- en afficheverzameling. In 1989 werd een inventaris opgesteld
Vrij naar: Silvrants-Barclay, E., & Van den Dries, L. (2012, september). Topstukken uit de theatergeschiedenis. Proeflijst (onderzoeksrapport in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap). Universiteit Antwerpen.
Met dank aan KADOC-KU Leuven, de onderzoeksgroep Research Centre for Visual Poetics (UA) en de geconsulteerde experten.
Erfgoedlinks
- Een selectie van enkele interessante archiefstukken is te bezichtigen op kadocerfgoed.be.
- Archiefbeschrijving in LIAS (zoekomgeving voor archiefstukken en de daaraan gekoppelde digitale stukken) en ODIS (gelinkt aan diverse andere gegevens over actoren en instituties uit het culturele middenveld).
- Inventaris (G. Opsomer en J. Verhoogen, 1989) in pdf met contextuele toelichting en als openklapbare boomstructuur in LIAS.
- Ook het Letterenhuis (Antwerpen) beheert een interessante collectie over het VVT, beschreven in Agrippa.
Meer lezen
Oriënterend
- ODIS. (z.d.) Het Vlaamsche Volkstooneel (1920 – 1932). Fiche laatst gewijzigd op 13 augustus 2014.
- Opsomer, G. (1996). Het Vlaamsche Volkstooneel (VVT) en de opvoeringen van Lucifer en Tijl in Parijs. Internationale faam en mythevorming rond het VVT. In R.L. Erenstein (Red.), Een theatergeschiedenis der Nederlanden. Tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen (pp. 626 – 631). Amsterdam University Press.
- Peeters, F. (1996). Jan Oscar de Gruyter overlijdt. De Gruyter en de professionalisering van het Vlaamse theater. In: R.L. Erenstein (Red.), Een theatergeschiedenis der Nederlanden. Tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen (pp. 632 – 637). Amsterdam University Press.
Beschouwingen door betrokkenen of tijdgenoten
- Boon, J. (1950). Ervaringen van het eerste en tweede Vlaamse Volkstoneel. In R.F. Lissens (Red.), De Vlaamse Literatuur sedert Gezelle (pp. 41 – 46). Vlaams Economisch Verbond.
- Boon, J. (1956, juni). Vogelvlucht van het Vlaamse Volkstoneel. Dietsche Warande en Belfort, 269 – 276.
- De Meester, J. (1927). Over Volkstooneel. Wendingen, 8(3).
- Godelaine, C. (1939). Het Vlaamsche Volkstooneel. Davidsfonds.
- Moens, W. (1925). Een Katholiek modern tooneelrepertoire. De Beiaard, 27 – 48.
- Moens, W. (1925, januari). Toneel — Om een nieuw répertoire of het ‘Volkstoneel’ in het gedrang. Pogen, 3, 12 – 14.
- Van der Plaetse, A. (1960). Herinneringen aan het Vlaamse Volkstoneel. Davidsfonds.
Academische literatuur
- Beyen R. (1971). La généreuse aventure du Vlaamsche Volkstooneel. In R. Beyen (Red.), Michel de Ghelderode ou la hantise du masque. Essai de biographie critique (pp. 194 – 264). Palais des Académies.
- Crommelinck, M. (1973). In het spoor van het Vlaamsche Volkstooneel 1920 – 1950. Licentiaatsverhandeling R.U.
- Hemelaers, H. (1976). Een tweede bijdrage tot de geschiedenis van het Vlaamse Volkstoneel. De drie roerige speelseizoenen voor de splitsing (1927 – 1930). Licentiaatsverhandeling K.U. Leuven.
- Opsomer, G. (1984). Enkele aantekeningen over het publiek van het Vlaamse Volkstoneel. In K. Porteman, L. Roose, & M. Van Vaeck (Reds.), Uut goeder jonsten. Studies aangeboden aan prof. dr. L. Roose naar aanleiding van zijn emeritaat (pp. 167 – 189). Acco
- Opsomer G. (1984). Reconstructie en evaluatie van het ontslag van Wies Moens als algemeen secretaris van het Katholieke Vlaamse Volkstoneel (april, 1925). Handelingen, (38), 109 – 129.
- Peeters, F. (1986). Het Vlaamse Volkstoneel 1920 – 1924. Ontwikkeling en toetsing van een tentatieve methode van theaterhistoriografie. 3 delen. Doctoraatsverhandeling U.I. Antwerpen.
- Tanghe, M. (1977). Een derde bijdrage tot geschiedenis van het Vlaamse Volkstoneel. Van de splitsing (1930) tot de ontbinding (1932) plus een hoofdstuk over “Van Onzen Tijd” (1932 – 1933). Licentiaatsverhandeling K.U. Leuven.
- Vanderheyden, H. (1972). Een bijdrage tot de geschiedenis van het Vlaamse Volkstoneel. Het repertoire vanaf zijn voorloper het Fronttoneel tot de triomfen in Parijs (1917 – 1927). Licentiaatsverhandeling K.U. Leuven.